Land zonder grenzen: Vlamingen in Noord-Amerika
Het einde van de 19de eeuw was een van de aderlatende periodes van arm Vlaanderen.
Rond 1880 stond reeds vast dat de zo beloftevolle emigratie naar Latijns-Amerika, vooral naar Argentinië, een grondige mislukking was geworden. De emigratie naar Noord-Amerika daarentegen bleek wél reële kansen te bieden.
Meteen trok de overzeese emigratie van uit Vlaanderen voorgoed haar sporen: tienduizenden miserielandverhuizers kozen de richting Noord-Amerika. De pioniers in de zich steeds meer en meer verenigende staten van Amerika en in Canada werden massaal gevolgd door vrienden en bekenden.
De eerste vijftig jaar van België's bestaan hebben zich amper 25.000 landgenoten in de V.S.A. gevestigd. Canada van zijn kant was voor onze gewesten nog de grote onbekende, de gevreesde wildernis. Vanaf 1880 zou de uitwijking naar de V.S.A. vlug toenemen.
De uitwijking naar Canada is van recentere datum: aarzelend begonnen rond 1880, op zoek naar goud van uit Manitoba; vanaf 1927 de succesvolle tabakcultuur in Zuid-Ontario; en de grote agrarische uittocht uit Vlaanderen na de tweede wereldoorlog.
De Vlaamse aanwezigheid in Canada is ànders dan deze in de V.S.A., aangezien ze jonger is: meer dan de helft van de 50.000 Vlamingen in Canada emigreerde na 1945, en kent nu het toppunt van zijn realisaties, omringd door een eerste generatie opkomende krachten. Een uitzondering hierop vinden we alleen in de prairieprovincies, waar zich reeds rond de eeuwwisseling enkele duizenden Vlamingen gevestigd hadden.
Volgens de telling van 1961 (de jongste tot nogtoe) waren 59,5% van de Vlaamse immigranten op dat ogenblik jonger dan 30 jaar!
Het huidige totaalbeeld voor Canada, op de U.S.S.R. na het grootste land van onze planeet, 150 maal Benelux, is het volgende: de ongeveer 50.000 Vlamingen - nog in Belgie geboren - leven hoofdzakelijk in Ontario, Manitoba en Quebec.
In Ontario hebben ze meer dan de helft van de 4.500 tabakfarms in handen, en we mogen zonder overdrijving noteren dat agrarisch Zuid-Ontario zijn welstand grotelijks te danken heeft aan de wilskracht en het gezond doorzicht van de Vlaamse pioniers.
In Manitoba hebben de Vlamingen, na de mislukte goudrush, de graanzolder van Canada helpen optrekken. Ze hebben er dorpen gesticht en een sociale en economische infrastructuur opgetrokken.
In Quebec leven de Vlamingen vooral in de versmachtende grootstad Montreal, waar ze de meest diverse beroepen uitoefenen, en in de agrarische bevoorradende omgeving.
Naast de 50.000 levende Vlamingen, in België geboren, kan het aantal personen van Vlaamse afkomst in Canada op 100.000 geraamd worden.
De Vlaamse aanwezigheid in de V.S.A. is veel ouder, met dan ook een totaal ander sociaal patroon.
Het aantal personen van Vlaamse afkomst in de V.S.A. ramen we op driekwart miljoen, waarvan ongeveer 50.000 van de nog levenden in Belgie geboren werden.
Het grootste aantal, ongeveer de helft, vinden we in de Midwest, meer bepaald in Detroit, Chicago, Moline, Mishawaka-South Bend, en Milwankee. De anderen leven verspreid over tientallen Staten, met een grote concentratie in en rond New York.
We vinden hen vooral in de landbouw en in de industrie.
Zowel in Canada als in de V.S.A. zijn 90% van de Belgen uit Vlaanderen afkomstig; de 10% Walen zijn wel invloedrijker dan hun aantal laat vermoeden, omdat ze vaak uitgezonden werden als vertegenwoordigers van de Belgische kapitaalkrachtige middens, daarbij tot voor kort gerugsteund door de officiële Belgische vertegenwoordigingen.
Problemen en mogelijkheden
De Vlamingen in Noord-Amerika kennen de gewone psychologische problemen die inherent zijn aan elk emigratie-proces.
Dit proces verloopt langzamer, en daarom ook minder aftakelend in de landbouwgebieden, dan in de industriemiddens waar de immigrant meer direct afhankelijk is van de dagelijkse milieuconfrontatie.
Een landbouwersgeneratie die honderd jaar geleden emigreerde zal nog gemakkelijk de levende steun hebben aan de taal en tradities van het land van herkomst, waardoor haar denk- en gevoelspatroon werd gedetermineerd. Dit is niet denkbaar in de industriële centra, zodat de immigrant er pijnlijker de onverenigbaarheid aanvoelt van het eigen zijn en de opgedrongen levensvormen.
Een ander zeer reëel probleem in Noord-Amerika is de religieuze begeleiding. Dit is vooral voelbaar in de Quebec-provincie, waar de sociaal geminoriseerde franstalige gemeenschap, die tevens katholiek is, staat tegenover de protestantse engelstalige gemeenschap. De franstalige Canadees heeft zich aldus een paar eeuwen in het defensief geplaatst,- en wie defensief zegt, zegt ook verstarring. Zo zijn onze katholieke emigranten terecht gekomen in een gemeenschap met een mentaliteit uit de 17e eeuw, hetgeen bij velen aanleiding werd voor ernstige communicatiestoornissen en complexen.
Daarnaast is er nog het feit dat de Vlamingen in Noord-Amerika niet kunnen genieten van de sociale voordelen die door België geboden worden: overlevingspensioen en studiebeurzen. Door het verschil van levensstandaard kunnen de Noord-Amerikaanse Vlamingen niet in aanmerking komen voor een pensioen of studiebeurs, omdat hun inkomens te hoog liggen,- hoe relatief arm ze ook zijn. Dit in tegenstelling met een Vlaming uit Latijns-Amerika die er wél kan van genieten, zelfs wanneer hij relatief rijk is. Wel hebben we telkens weer aangevoeld welke onbenutte mogelijkheden er vervat liggen in de Vlaamse aanwezigheid in Noord-Amerika, zowel economisch als cultureel. Geïntegreerd in de maatschappij zijn onze tienduizenden Vlamingen evenveel bruggenhoofden, ieder op zijn eigen plaats: als landbouwer, als schakel in de lokale produktieketting, als functionaris, als industrieel, als cultuurdrager: ze zijn de opinievormers, die hun gastland helpen oriënteren in het buitenlands cultureel en economisch verkeer. Meer dan eens werden pogingen ondernomen om eigen radioprogramma's in stand te houden; meestal werd opgegeven om financiële redenen. Het enthousiasme is er, bij de initiatiefnemers, bij de luisteraars, - ook niet-Vlamingen. Maar het moederland grijpt de geboden kans niet, - een kans die efficienter kan zijn dan een eenmalige kostelijke tentoonstelling of een budgetvretend balletoptreden.
Zelfverdediging
Overal in Noord-Amerika hebben de Vlamingen een socio-culturele infrastructuur opgetrokken, waarbinnen ze hun eigenheid konden veilig stellen, om niet totaal te ontredderen en om een rustige integratie-aanloop te kunnen nemen zonder verlies van de eigen historische waardeverhoudingen.
Nergens werd dit van bovenuit opgedrongen, doch het is spontaan gegroeid uit een zeer pertinent aangevoelde noodzaak, waardoor de Vlaamse emigranten elkaar vonden, en over een los verband heen naar meer beveiligende structuren zochten.
Zo groeiden hun publicaties, hun verenigingen en hun parochies.
De voornaamste publicaties zijn de Gazette van Moline en de Gazette van Detroit. Deze weekbladen hebben een zeer sociale rol gespeeld, met een voortdurende inspraak van de lezers. De niet-autoritaire of niet-belerende toon van deze weekbladen is wellicht de voornaamste reden van het succes dat ze gekend hebben.
De Gazette van Moline werd opgericht in 1907, en verscheen tot 1940, om te versmelten met de Gazette van Detroit die reeds verscheen sinds 1914 en nu nog altijd bestaat.
Door de ligging van Detroit aan de Canadese grens, en door de vele contacten die er zijn tussen de Vlamingen in de V.S.A. en in Canada, vond de Gazette van Detroit ook haar afzet en contact bij de Vlamingen in Canada, die dan ook nooit een exclusief Vlaams-Canadees blad hebben opgericht.
Het zou een sociologisch onderzoek waard zijn het antwoord te vinden op de vraag waarom de Vlamingen in Canada nooit belangstelling hebben betoond voor de publicaties van de Nederlanders in Canada, of waarom deze publicaties zich nooit tot de Vlamingen hebben gericht.
Het socio-cultureel verenigingsleven is nog steeds bloeiend bij de Vlamingen in Noord-Amerika.
In St. Boniface-Winnipeg, Manitoba, bestaat de zeer actieve Belgian Club, die meerdere geaffilieerde clubs bevat, een eigen mutualiteit, en studiebeurzen toekende aan kinderen van de 2.500 leden.
In Zuid-Ontario zijn meerdere clubs actief, waarvan de voornaamste The Delhi Belgian Club is, in het hart van de tabakstreek.
Ook in Vancouver, Toronto, Ottawa, Montreal en omgeving zijn er meerdere clubs, waarvan de Vlaamse Kring van Montreal cultureel het zuiverst op de graat is.
Sinds 1965 bestaat er een contact tussen alle clubs in Canada dank zij de Raad van de Belgische Clubs, die opgericht werd onder impuls van ‘Belgie in de Wereld’.
In de V.S.A. zijn er tientallen verenigingen van Vlamingen (en of hun nakomelingen).
Alleen reeds in de Midwest zijn er een 60-tal, die echter ook een overkoepelende federatie bezitten en een bezielend cultureel centrum. Jaarlijks wordt een driedaagse ontmoeting belegd tijdens het Labour-weekend begin september in een der voornaamste centra. Ook Washington, New York, New Jersey, en de nederzettingen in het Zuiden hebben hun verenigingen. Op zakelijk vlak werden de handen eveneens ineen geslagen. De bloeiende tabakscooperatief in Zuid-Ontario en de Business Men's Associations in Detroit en Chicago zijn de belangrijkste.
Dit verenigingsleven doet geen afbreuk aan de progressieve integratie in het gastland. Noord-Amerika wil het trouwens niet anders. Want nergens ter wereld wordt het onderscheid duidelijker aangevoeld tussen het staatsburgerschap en de historische persoonlijkheid dan in de heterogene gemeenschappen die de V.S.A. en Canada heten, en waar men op nationale feestdagen het liefst in de stoeten opstapt in de oude costumering van de landen van herkomst.
A. VERTHÉ
Source: Neerlandia. Jaargang 76. nummer 4. Jan De Graeve, Gent 1972
Add new comment